De verschillende ontstaanspistes en evoluties die het jeugdwelzijnswerk heeft gekend, maakt de sector vandaag divers. Het heeft ervoor gezorgd dat je de sector als een waaier van werkingen, methodieken en (sub-)doelgroepen kan omschrijven. De diversiteit op de werkvloer staat in relatie tot de deels organische, deels geformaliseerde groei van de organisatie of de wisselwerking tussen doorstroom vanuit de doelgroep en instroom van externe krachten.
Het jeugdwelzijnswerk mikt op de doelgroep van kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties. Deze jongeren vinden geen aansluiting bij het reguliere aanbod en een ander aanbod en andere aanpak is nodig. Jeugdwelzijnswerk heeft diversiteit als bestaansreden: “het gaat om anders zijn, anders te mogen zijn en leren omgaan met dat anders-zijn.”
De Pauw (2013) benoemt enkele gemeenschappelijke sociodemografische en –economische factoren zoals armoede, lage scholing en/of behoren tot een etnisch-culturele minderheid. Concrete werkingen verwijzen daarbij naar de condities van de stad of concrete buurt van de werking.
Er zijn verschillen in grootte van werkingen, met daarbinnen het aantal beroepskrachten, de grootte van de doelgroep en bijvoorbeeld ook de inzet van vrijwilligers. Enigszins daaraan gekoppeld zie je ook de verschillen in ‘formele professionalisering’ (of de aanwezigheid van procedures, beleidsdocumenten, formele stappenplannen, voorschriften en kaders – vaak ook gekoppeld aan verwachtingen tot registratie en verantwoording vanwege overheden).
Onder de vaste noemer laagdrempelig en leefwereldgericht werken zijn er (ruime) verschillen in het groepsgericht vrijetijdsaanbod en de aanvullende activiteiten die gebeuren. Het welzijnsgericht werken en de brug met bijvoorbeeld de school, de arbeidsmarkt, de buurt en de brede samenleving ,… krijgt dus ook een diverse invulling. Bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding, schoolopbouwwerk, tewerkstellingsprojecten, jobclubs, vorming, enz. Bovendien werkt men via sociale actie, formeel overleg of informele contacten, lokaal en bovenlokaal, ook aan een betere communicatie en betrokkenheid tussen deze doelgroep en de maatschappelijke instellingen.
Tot slot is er ook sprake van diversiteit op de werkvloer. Jeugdwerkers hebben diverse achtergronden in leeftijd, gezins- en familiale situatie, etnisch-culturele herkomst, scholingsgraad, vaardigheden en interesses, professioneel verleden, tewerkstellingsstatuut, ambities voor de sector en eigen loopbaanperspectief.
<< Terug naar ‘Visie: bouwstenen van een diversiteitsbeleid in het jeugdwelzijnswerk’